In Gouda staat een herenhuis.
Erachter strekt
een tuin zich uit als een verfplas. In dit omzoomde gazon stonden in mijn jeugd talloze bloemetjes te groeien. In de schaduw van gele markiezen zat mijn oma met mijn moeder te praten, terwijl ik heen en weer holde naar ‘het platje’. Daar zat mijn opa te vissen. Hij wees dat ik niet het water in mocht springen. Ik had dat juist best gewild. Ik tuurde naar de begrenzing, een hele rij ijzeren boogjes. Weer terug zag ik dat mijn oma iets in haar handen hield. Een dradig, wit werkje. Ze bewoog er snel mee, steeds weer. Het bijzondere was dat ze niet keek naar wat ze deed. Ze lette op mij. Altijd als ik zonnegloed over een wang zie glijden, haakt dit aan die zomers. Hoe zij blind overweg kon met jou en hoe jij met je gebogen kopje wél door lusjes dook.
Met dank aan Tedda Verstraten voor het woord.
Reactie plaatsen
Reacties
Wat een pastorale, daar in die tuin. Een decor voor een Engels kinderboek. Dankjewel Christine voor wat je met jouw schildering ook bij mij oproept, zoete herinnering!