Het zijn die allerkleinste van jou.
Niet eens scherven, flinters. Het zijn zij, die zich ophouden op de koude tegelvloer als de dikke, kromme, vlijmscherpe en de juist bot uitgevallene zijn opgeveegd en al rusten in de donkere zak. Het zijn zij, die nog liggen bij te komen van de klap, verstrooid, niet weggewerkt nog. Ze willen gezien worden, maar hebben geen stem. Tot een blote voet hun krijs vertolkt. Een lampje op hen schijnt. Een pincet komt. Ze even flink vastgehouden worden en daarna nooit meer.
Bedankt voor het woord, Alette.
Reactie plaatsen
Reacties